Nieuwe subsidie: Natuur – Leefgebied van de bij

Samenvatting

Agrarisch ondernemers die hun bedrijfsvoering op de percelen zo aanpassen dat het leefgebied van de bij verbetert, komen in aanmerking voor subsidie. Ook Gemeenten die overstappen op ecologisch wegbermbeheer kunnen een aanvraag doen.

Formulier

Omschrijving

Het gaat in onze provincie niet goed met wilde bijen. Bijen zijn niet alleen belangrijk voor de natuur en de biodiversiteit, maar ook voor de land- en tuinbouw. Daarom kunnen projecten worden ingediend die bijdragen aan betere leefgebieden voor bijen.

Voorwaarden

Enkele belangrijke voorwaarden voor subsidieverlening zijn:

  • voor de agrarisch ondernemers geldt dat het maatregelen betreft die én bijdragen aan het leefgebied van de bij maar ook op termijn bedrijfseconomisch rendabel zijn.

Overige voorwaarden voor de subsidie kunt u vinden in paragraaf 8 (Leefgebied van de bij) van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

Contact

Voor vragen kunt u terecht bij de Afdeling Subsidies via subsidie@brabant.nl of via (073) 6808282 tussen 9.00 en 12.00 uur op werkdagen.

Aanpak

De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van volledige subsidieaanvragen.

meer info

Let op: 1 oktober infoavond aankoop percelen in het dal van de Keersop

BPG maakte ons attent op onderstaand bericht van Ws de Dommel, let op de datum: maandag 1 oktober!

Beste,

a.s. maandag 1 oktober organiseert Waterschap de Dommel een informatieavond over gelijkberechtiging in het dal van de Keersop. Meer achtergrond hierover kun je vinden in onderstaand bericht, dat we vorige week op onze site hebben gezet. De direct omwonenden in het gebied hebben we per brief op de hoogte gebracht.

Het is nog niet een officiële bekendmaking in een procedure rond gelijkberechtiging maar een informatiemoment om toe te lichten hoe we als overheid te werk gaan bij het overdragen van ingerichte NNB gronden.

Personen die er meer over willen weten kunnen ons die avond bevragen en we geven een toelichting. Aanmelding vooraf is gewenst ivm de opzet van de avond.

Vriendelijke groet Philip Schellens

Omgevingsmanager Keersopdal.

https://www.dommel.nl/nieuws/2018/09/mogelijkheid-tot-aankoop-percelen-om-natuur-te-beheren-in-het-dal-van-de-keersop.html

 

 

ANV Kempenland stapt in project voor onderhoud natte EVZ

Eersel en Bergeijk verbonden in Ecologische VerbindingsZone

‘Dankzij zorgvuldige voorbereidingen voor de totstandkoming van deze ‘natte EVZ’ zijn alle partijen binnenboord kunnen komen’, sprak watergraaf Peter Glas van Waterschap de Dommel. Hij noemde het zelfs een ‘bijna unieke samenwerking’, zoals de afspraken tussen Waterschap, Gemeenten en aangelanden er nu liggen. Wat is daar dan allemaal aan de hand tussen Bergeijk en Eersel?

De boeren zagen de komst van de Ecologische verbindingdsZone (EVZ) de Run aanvankelijk als een bedreiging. ‘Je vreest voor beperkingen van je ontwikkelingsmogelijkheden en uh hoe zal het beheer er straks uitzien?’ zo herinnert Ad Houbraken zich.

Maar die EVZ ging er hoe dan ook komen, dus de boeren besloten hun verzet om te vormen naar een meedenkende, meewerkende houding. En meer dan dat.  ‘Dat beheer dat kunnen wij zelf ook wel, dan weten we teminste dat het goed bijgehouden wordt,’ haalt Will Plasmans aan.

De vier aanliggende boeren zetten hun schouders onder het plan en gingen welgemoed het overleg in. Waterschap en Gemeenten vonden beheer door aangelanden wel een interessante gedachte, maar zij waren toch wat huiverig om deze taken zomaar uit handen te geven.

ANV Kempenland kon het schip vlot trekken, door als verbindende schakel op te treden. De ANV is immers een vertrouwd overlegpartner van beide gemeenten voor STIKA en voor het Waterschap eveneens partner voor Agrarisch Waterbeheer. Door te luisteren naar de boeren konden wij meezoeken naar oplossingen. De ANV staat daarbij borg voor een stukje ervaring en kennisoverdracht. Zo kwam er een samenwerkingsintentie tot stand en EVZ de Run werd aangelegd. De boeren stonden meteen klaar voor hulp bij de aanplant van struweel en bomen, kijk, dat is een goed begin!

Maandag 25 juni werd de EVZ overgedragen van Waterschap naar Gemeenten en daarmee officieel geopend. Burgemeester Joseph Vos van de Gemeente Eersel en Peter Glas zagen hun kans schoon om de eerste gaatjes te boren in de kolossale  insectenwand, gevolgd door vele vrjiwilligers uit het gezelschap.

De nieuwe natuurstrook ligt nog wat onwennig langs de beek. Een warme zomerzon en blauwe luchten met kleine wolkjes zorgden voor een prachtig decor van de nieuwe natuurstrook,  Wandelaars worden welkom geheten met een voetgangerspoortje, zij kunnen genieten van de opkomst van ingezaaide kruiden en veldbloemen en volgen hoe de poelen zich ontwikkelen. Er is zelfs al een buitenproject voor scholieren ingepland.

Ga maar eens kijken, daar aan de Hoge berkt. Wie zal de eerste bandheidelibel vinden?

Gemeente Hilvarenbeek biedt nu ook ErvenPlus-project!

De Gemeente Hilvarenbeek daagt bewoners van het buitengebied uit. Zij wil samen met de bewoners 30 erven en tuinen in het buitengebied vogelvriendelijk inrichten met ErvenPlus!

Iedereen met een tuin of erf buiten de bebouwde kom kan meedoen, zowel agrariers als burgers. Wie inschrijft op het project krijgt kosteloos een zg. erfscan, om samen met een deskundige de juiste plekken te vinden op het erf of in de tuin, om vogels welkom te heten.

Het project stelt beplanting en nestkasten beschikbaar, zoals mussenhotels, zwaluwennestjes, uilenkasten, torenvalkenkasten, vleermuizenkasten, fruitbomen, heesters, hagen, bloemenweidezaad… alles om uw erf of tuin vogelvriendelijk te maken. De materialen en de planten zijn veelal gratis.

Enige voorwaarde aan het project is dat de locatie buiten de bebouwde kom ligt.
Voor de deelnemers is een paneeltje beschikbaar met uitleg over het project, voor passanten.

Wees er snel bij!
Inschrijven vóór 20 juli met een mail naar erfvogelsbrabant@gmail.com

Aansluitend wordt u gebeld door het Beekse bureau Leesberg Landschapadviezen voor een afspraak bij u aan huis, om met u de erfscan te doen. Deze bezoeken vinden plaats in augustus. Uitlevering van de materialen gebeurt voor het einde van het jaar.
Niet vergeten aan te melden!

Steenuiltjes broeden in hun nestkast, beschut tegen kauwen

  • foto’s met toestemming van Brabants Landschap

Successen door toewijding, op de Rielsche Heide

Met de opzet van het provinciaal natuurbeleid ANLb 2016 zijn 2 leefgebieden voor akkervogels ingericht. Boeren hebben bloemrijke en kruidenrijke stroken aangelegd langs hun percelen om ruimte te geven aan insecten en kleine dieren in het boerenland. Dat brengt een goede balans in het buitengebied, waar vogels van meeprofiteren. Op de Rielsche Heide tellen ze hun zegeningen!

Maar dit is alleen maar mogelijk met de trouwe inzet van de grondeigenaren, de toewijding van vele gemotiveerde vrijwilligers en de hulp van de veldcoordinator. Lokale boeren als Wim van Zon en Corne Michielsen en anderen, zetten hier al jaren de schouders onder. Het enthousiasme spat er vanaf en dat vertaalt zich in mooie successen op de Rielsche heide!

Leeuwerikken, geelgors…

Hebt u ook belangstelling voor een aandeel als vrijwilliger in boerennatuur?
Of hebt u belangstelling voor agrarisch natuurbeheer binnen of buiten de leefgebieden?

Meldt u bij de secretaris: info@anvkempenland.nl

 

Nestpredatie: Hoe herkent u de dader?

 

Uit ´Akkerboouw Actueel´ 8 mei 2018

Het weidevogelseizoen is in volle gang. Her en der op het platteland zijn de bekende weidevogels als tureluur, kievit, wulp en grutto druk aan het nestelen en broeden. Inmiddels zijn de eerste legsels uitgebroed en kunt u op uw percelen de jonge pulletjes tegenkomen, zich beroepend op hun schutskleuren om al scharrelend tussen het gras te proberen overleven. Maar er is ook een keerzijde: nestpredatie. Soms lijkt het meer regel dan uitzondering. Maar wie zit hier nu achter?

(Nest) predatie: wat is dat?

Als een dier een ander dier opeet, wordt het predatie genoemd. Hierbij is de doder, de eter ‘de predator’ en het gedode dier, het voedsel ‘de prooi’. In dit geval gaat het niet zozeer om het opeten van dieren in het algemeen maar in het bijzonder om de predatie van weidevogelnesten. In de weidevogelbescherming wordt hierbij daarom gesproken over predatie van nesten, broedende vogels en pulletjes. Als het gaat om predatoren zijn er twee soorten. Aan de ene kant zijn er de ‘specialisten’: deze predatoren kunnen slechts enkele voedselbronnen benutten en zijn daarom daar volledig van afhankelijk. Aan de andere kant zijn er de ‘generalisten’: deze predatoren hebben belang bij een groot aantal voedselbronnen en kunnen daar onderling tussen schakelen. Wat veel mensen echter niet weten is dat weidevogels, eieren en pullen voor geen enkele predator een dusdanig belangrijke hoofdvoedselbron vormen, en specialisten puur op gebied van weidevogeleieren en jongen zijn er niet.

Predatie is niet geleerd

De bescherming van weidevogels in Nederland is een hot item. Vele agrariërs als ook steeds meer burgers willen de weidevogels beschermen. Zeker nu blijkt dat de aantallen jaarlijks achteruit gaan. Naast dat boeren regelmatig verwijten krijgen met betrekking tot het maaien van grote percelen grasland terwijl er vogels broeden, wordt er ook steeds meer met de vinger naar roofdieren gewezen als verantwoordelijke. Echter, men moet niet vergeten dat predatie niet ‘iets’ is dat de rovers zichzelf hebben aangeleerd. Als er geen predatie zou zijn, zouden prooidieren plagen kunnen gaan vormen. Denk hierbij aan het verleden waarbij in grote delen van Nederland overlast werd vernomen door onder meer muizen en ratten door de afwezigheid van rovers als de buizerd. Echter, als er een gebrek aan de hoofdvoedselbronnen zijn, gaan de rovers opzoek naar ander voedsel.

Welke invloed heeft predatie?

Zoals is aangegeven leven predators van andere dieren. Daardoor hebben deze rovers een bepaalde mate van invloed op de populatiegrootte van deze dieren. Echter is het lastig om te bepalen hoe groot deze invloed exact is, voornamelijk in situaties waarin de invloed van het menselijk handelen een complicerende factor is. Als het gaat om de afname van de weidevogelpopulaties zijn de werkelijke oorzaken vrijwel niet exact te bepalen. Behalve datgene wat in Nederland tijdens het broedseizoen gebeurt, spelen ook andere factoren een belangrijke rol. Neem bijvoorbeeld de grutto. Naast de gevaren die deze vogel te verduren heeft tijdens het broedseizoen in ons land, zijn ook de omstandigheden tijdens de trek en in de overwinteringsgebieden van groot belang. Dit kan ook een aanleiding zijn voor de afname, of verplaatsing van de weidevogels. Maar even terug naar de predatie. Als het over predatie gaat, zijn er een drietal belangrijke oorzaken:

  1. De aanwezigheid van predatoren kan voor broedvogels aanleiding zijn om elders hun heil te zoeken: De kans op predatie is in weidevogelarme gebieden hoger dan in weidevogelrijke. Dit komt doordat meerdere broedparen weidevogels gezamenlijk beter in staat zijn om predatoren te verjagen dan als een enkel paartje ergens zit te broeden. Het gevolg is dat deze enkele paren uit zo’n gebied zullen vertrekken en naar elders zullen vertrekken. Dat verklaart mogelijk waarom sommige gebieden vroeger meer broedende weidevogels kenden dan dat het nu het geval is.
  2. Predatie is voor individuen definitief, maar voor een populatie zelden rampzalig: Een opgevreten ei komt niet meer uit. Een kievit die broedend is doodgebeten zal het legsel niet meer kunnen uitbroeden. Hiervoor is predatie een definitief einde. Echter zijn er altijd een aantal individuen die predatie weten te voorkomen en hun legsels weten groot te brengen. Dit zal de populatie in stand moeten houden.
  3. Predatie treft over het algemeen de zwakkeren in een populatie: Weidevogels hebben bepaalde verdedigingstechnieken in huis tegen rovers. Denk hierbij aan verbergen, vluchten, verjagen, etc. Individuen die hierin te kort schieten zullen het eerste gevaar lopen. Een volledig gezonde en alerte weidevogel zal met deze technieken kunnen slagen en overleven. Zowel jonge pullen als volwassen vogels.

Stel, u heeft nestpredatie ondervonden: welke rover zit hier achter?

We weten nu dat afnames in weidevogels niet direct zijn toe te wijzen aan de zogenaamde moordpartijen van rovers. Echter neemt dat niet weg dat de rovers wel degelijk nesten zullen opsporen en prederen. Hieronder staan van een aantal rovers de specifieke kenmerken weergegeven, zodat u ook weet welke rover er mogelijk achter het geplunderde nest in uw weiland zit.

1) Vos

Een vos is een nachtdier en leeft voornamelijk in familiegroepen. Moeren (vrouwtjes) delen een gezamenlijk territorium maar de rekels (mannetjes) zwerven over grote afstanden rond opzoek naar een eigen plek. Een gemiddeld territorium is 100 tot 400 ha groot. De vos is een voedselopportunist. Dit houdt in dat de vos alles kan eten wat er aan eetbaar voedsel op zijn weg komt. Er wordt wel eens gezegd dat vossen plaatselijk vele nesten weten te plunderen door het spoor van vrijwilligers die de nesten opsporen, te volgen. Echter is uit onderzoek gebleken dat vossen zelfstandig ook in staat zijn om nesten op te sporen. Omdat de dieren over een verontwikkeld gehoor beschikken, kan het ook mogelijk zijn dat de dieren uitkomende kuikens via het gehoor op weten te sporen.

Herkenning predatie: Soms eet een vos eieren ter plekke op, maar meestal wordt de buit meegenomen om elders op te eten. Als de vos een nest vindt en de eieren wil meenemen, drukt deze de kop op de nestkom om de eieren te pakken. Op deze manier wordt de bodem van de nestkom ‘verstoort’. Daarnaast markeert de vos een nest vaak met urine. Wanneer er in een nacht tijd meerdere legsels verdwijnen is het vermoedelijk het werk van de vos. Als u een gepredeerd ei vind, kunt u aan de hand van onderstaande kenmerken bekijken of dit het werk van een vos is geweest. Naast een groot gapend gat zijn er twee kleine gaten te vinden met een afstand van ongeveer 2,5 cm. Dit zijn indrukken van de hoektanden.

2) Wezel, hermelijn en bunzing

Deze kleine jagers kennen een verschillende grootte van hun territorium. Het leefgebied van een wezel omvat gemiddeld 25 ha, de hermelijn heeft een gebied van ongeveer 100 ha in gebruik en de bunzing kan tot 1.000 ha uitwijken. Wezels zijn zowel dag- als nachtdieren. Ze komen voornamelijk voor in open, relatief droge gebieden. Kenmerkend voor wezels is dat ze regelmatig staande op de achterpoten, de omgeving afspeuren. Door zijn kleine formaat zijn muizenholen niet veilig en daardoor staan voornamelijk muizen op het menu. Ook de hermelijn is dag- en nachtactief. Vergeleken met de wezel geeft de hermelijn de voorkeur aan natte gebieden. Bij het zoeken naar voedsel wordt onder dekking van heggen, muurtjes, oevers of rietkraag elk nisje, hoekje en holletje doorzocht. Naast muizen en ratten staan daarom ook konijnen, vogels en eieren op het menu. De bunzing is tenslotte voornamelijk een nachtdier. Een bunzing geeft de voorkeur aan een bepaald gebied, mits er voldoende schuilmogelijkheden zijn. Het scala aan prooidieren is erg breed, variërend van konijnen, hazen, ratten, muizen, vogels, eieren en kikkers.

Herkenning predatie: Deze kleine jagers sporen weidevogelnesten voornamelijk door het volgen van geursporen van vrijwilligers. Bepaald daarom zoveel mogelijk van een behoorlijke afstand of er ergens eieren liggen of niet. Ziet u een weidevogel plots uit het gras opvliegen, loop er niet heen maar probeer van een hooggelegen afstand (bijv. vanuit een trekker) te zien of er een nest is. Merkt u op dat er in een jaar meer nesten door deze dieren worden geplunderd dan in andere jaren het geval is geweest, dan is de belangrijkste oorzaak waarschijnlijk een muizenarm jaar. Daarnaast doet predatie door hermelijn en wezel zich vaak tijdelijk voor en dat in een relatief klein gebied.

Toelichting bij gepredeerd ei door wezel of hemelijn: Er zijn soms gaten van hoektanden te zien (zie ei links). De aangevreten eieren liggen bijna altijd in het nest zelf. Het gat heeft vaak een gekarteld randje, dit door de tanden van wezel of hermelijn. Vaak blijft er nog een beetje eistruif achter in het ei.

Toelichting bij gepredeerd ei door bunzing: Aangevreten eieren liggen vaak niet in het nest maar worden uit het nest meegenomen. De eieren die kapot worden gemaakt blijven intact met een gat in de zijkant. Ook hier blijft vaak een beetje eistruif in het ei achter.

3) Zwarte kraai

De zwarte kraai, de roek en de kauw worden soms alle drie ten onrechte ‘kraai’ genoemd. De zwarte kraai en kauw zijn echte alleseters terwijl de roek meer insecten op het menu heeft staan. Als het gaat om regelmatige uitbreiding van weidevogeleieren op het menu, is alleen de zwarte kraai van belang. De kauw en roek zullen de eieren niet overslaan maar als serieuze predators tellen deze niet mee. De zwarte kraai vindt weidevogelnesten voornamelijk op het zicht. Indien de kraai een nest heeft gevonden zal deze in het geheel gepredenteerd worden. De zwarte kraai komt steeds opnieuw terug om stuk voor stuk de eieren op te halen en elder op te eten. Dit is een mogelijke reden dat er tijdens het broedseizoen soms in nesten één of twee eieren uit voltallige nesten verdwijnen. Een kraai is erg intelligent en kan zich prima oriënteren op de aanwezigheid van merkstokken en nestbeschermers. Ook het op afstand volgen van vrijwilligers en boeren is een truc die regelmatig uitgevoerd wordt bij het opsporen van nesten.

Een zwarte kraai kan een ei in het geheel in één keer meenemen. Bijna altijd vliegt de vogel ermee weg om elders het ei te veroberen. Daardoor kunt u her en der in de weide omgeving in stukken gehakte eierschalen vinden zonder dat er een nest in de buurt zit of is geweest. Eieren die aan kraaien ten prooi zijn gevallen zijn te herkennen aan bloed- en dooierresten aan de binnenkant van de kapotte eierschalen. Indien u nesten wilt gaan zoeken doet u er verstandig aan om vooraf op de aanwezigheid van kraaien te controleren. Zijn er meerdere kraaien in de directe omgeving van de plaats waarvan u denkt een nest te vinden, doet u er beter aan om het bezoek uit te stellen. De onrust die het meebrengt bij de broedende vogel wordt alleen meer eerder door de kraaien opgemerkt als u nu wel opzoek zou gaan.

4) Meeuwen

Meeuwen zijn op het Nederlandse platteland trouwe gasten. Het zijn echte kolonievogels. Meeuwen zijn alleseters en zullen alles wat enigszins eetbaar is verslinden. Van alle voorkomende meeuwsoorten in Nederland is bekend dat ze min of meer eieren maar ook pullen van weidevogels kunnen eten. Maar over het algemeen is de zilvermeeuw hier het meeste berucht om. Een zilvermeeuw bezit over een goed zichtvermogen. Vaak speurt deze vogel vanaf grote hoogte de omgeving af. Dit dier is wel zo slim vrijwilligers of boeren van een afstand te volgen. Zeker als een zilvermeeuw op rooftocht is, doet u er beter aan om vooraf dat u een weide wilt betreden, te kijken of u in het luchtruim meeuwen ziet. In deze gevallen doet u er beter aan om de weide niet te betreden. Beter kunt u even wachten. Meestal zal de meeuw dan zijn interesse in u verliezen en doorvliegen.

Een zilvermeeuw neemt eenmaal bij een gevonden nest de eieren meestal niet mee. Een geplunderd nest door een zilvermeeuw kenmerkt zich door stukgehakte eieren in en rond de nestkom.

5) Roofvogels: Havik, torenvalk, buizerd

Bij roofvogels als havik, torenvalk en andere dagjagers staan weidevogelnesten niet hoog op de menukaart. De bruine kiekendief zal weidevogelpullen pakken, maar zelden oudervogels. Hetzelfde geldt voor de buizerd. Deze is voor het ‘slaan’ en veroberen van (broedende) oudervogels en vlugge pullen simpel gezegd te log gebouwd. Een torenvalk kan naast zijn dagelijkse menu wel afwisseling zoeken van weidevogelpullen. Een havik daarentegen zal zich eerder vergrijpen aan de oudervogels.

Het komt wel eens voor dat oudervogels op het nest worden gedood. Indien een weidevogelpul of een broedende oudervogel wordt geslagen en gedood door bovengenoemde roofvogels, dan zullen deze de prooi meenemen naar een rustige plek om het te veroberen. Deze ‘pluk’ plaatsen zijn te herkennen aan de hoeveelheid veren die in het geheel uit de prooi zijn geplukt en op de grond liggen (dus de veren zijn compleet, inclusief de veerschacht). Dit is een verschil met een ouderdier die op het nest is overvallen en gedood door bijvoorbeeld een vos, deze bijt de veren namelijk af.

Predatie door dagjagers op nesten van weidevogels is vrijwel niet aan de orde. Deze jagers kunnen wel een bijdrage leveren aan het vangen en veroberen van pullen en volwassen weidevogels.

6) Overige jagers

Naast de bovengenoemde rovers en predators van weidevogelnesten, pullen en ouderdieren zijn er nog meer rovers. Een egel op strooptocht zal een ontdekt nest niet aan zijn neus voorbij laten gaan en de eieren veroberen. Wat echter wel een punt van aandacht is, is de mate van predatie door bruine ratten. Deze jagers kunnen een behoorlijk groter aandeel in de predatie van weidevogels hebben dan tot nu toe wordt aangenomen. Maar ook katten kunnen de weidevogels beïnvloeden. Deze dieren zullen niet direct tot predatie overgaan maar de aanwezigheid van rondzwervende boerderijkatten of verwilderde katten kunnen wel voor zoveel onrust bij de weidevogels zorgen dat ze hun heil elders zullen gaan zoeken.

Tot slot zijn er ook nog reigers en ooievaars. Waar de burger nog bijna altijd denkt dat de reiger zijn menu afstemt op vissen en ooievaars op kikkers, weten agrariërs inmiddels wel dat dit niet klopt. Beide zullen, als ze de kans krijgen, alles eten wat er voor de snavel komt. En daaronder vallen zeker ook weidevogelpullen. In Nederland waren ooievaars tot enkele jaren geleden een zeldzaamheid. Door middel van ooievaarsstations zijn fokprogramma’s opgestart om de ooievaar opnieuw ter herintroduceren in het Nederlandse landschap. Er zijn plaatsen waar ooievaars om deze reden om slachtkuikens worden bijgevoerd. Men vermoed dat pullen van weidevogels een groter risico lopen op plaatsen waar ooievaars worden bijgevoerd dan elders in het land.

Bron: Boerenlandvogelsnederland / Eigen redactie

Moment van maaien vervroegt sneller dan eilegdatum kievit

uit ‘Nature Today’

11-MEI-2018 – De afgelopen week hebben boeren hun graslanden in heel Nederland op grote schaal gemaaid. Uit onze analyse blijkt dat gras de laatste 18 jaar 6 dagen eerder gemaaid wordt dan 20 jaar daarvoor. Het eerste kievitsei wordt maar 2 dagen eerder gevonden. Door klimaatverandering kan het aantal dagen tussen uitkomen van de eerste eieren en de eerste maaibeurt deze eeuw van 40 dagen nu naar 27 dagen gaan.
Deel deze pagina

In het kader van De Natuurkalender vragen we mensen niet alleen de eerste bloeidatum van de gele lis of de eerste gierzwaluw door te geven. Sinds 2007 vragen we ook het moment waarop boeren voor het eerst hun grasland maaien voor kuilvoer. We willen met die waarnemingen vaststellen hoe veranderingen in weer en klimaat de timing van landbouwactiviteiten zoals maaien en oogsten bepaalt en hoe dat samenvalt met natuurlijke gebeurtenissen, zoals de eilegdatum van de kievit. Weidevogels hebben het de afgelopen 30 jaar zeer zwaar in ons land. De kievit is met 43% achteruit gegaan en de grutto zelfs met 57%. In hoeverre kan de klimaatverandering die gaande is invloed hebben gehad?

Trend van de populatieomvang van kievit en grutto sinds 1990 in Nederland. De omvang van de populatie in 1990 is op 100 gezetTrend van de populatieomvang van kievit en grutto sinds 1990 in Nederland. De omvang van de populatie in 1990 is op 100 gezet (Bron: Compendium voor de Leefomgeving)

Voorjaarstemperatuur bepaalt sterk maaidatum

Net gemaaid weilandNet gemaaid weiland (Bron: Arnold van Vliet)

Naast de tien jaar grasmaaiwaarnemingen van De Natuurkalender hebben we ook uit de periode 1982 tot en met 1991 maaiwaarnemingen van het Samenwerkingsverband Waterland in Noord-Holland. Deze data hebben we van het CLM gekregen. Van rond de 800 percelen is bijgehouden wanneer de eerste snede gedaan werd (elk jaar gemiddeld 150 percelen). Voor elk jaar hebben we de gemiddelde maaidatum bepaald. De variatie tussen de jaren is groot. In de Waterland-reeks zit er 26 dagen tussen het vroegste en laatste jaar. Bij De Natuurkalender-reeks is dat zelfs 32 dagen. Die variatie is voor ruim 80% te verklaren door de gemiddelde temperatuur in de maanden maart, april en mei.

Onderstaande figuur laat mooi het verband tussen de temperatuur en de maaidatum zien. Wat ook opvalt, is dat de lijnen (regressielijnen) vrijwel parallel lopen. Dit betekent dat de temperatuurrespons in de Waterland-reeks vrijwel gelijk is als in de Natuurkalender-reeks: in beide reeksen vervroegt de maaidatum ruim 7 dagen bij elke graad temperatuurstijging.

Opvallend is wel dat de gemiddelde maaidatum van de Waterland-reeks zo’n twee weken later  valt bij een gelijke temperatuur. Dit blijkt te komen doordat in de Waterland-reeks voor alle onderzochte percelen in een jaar de maaidatum is bepaald, gemiddeld 150 percelen per jaar. Sinds 2007 zijn er via De Natuurkalender jaarlijks maar weinig waarnemingen van eerste snede doorgegeven en dat betreft altijd meldingen van de vroegste velden in een gebied. Onderstaande figuur laat zien dat als we van elk jaar in de Waterland-reeks het gemiddelde van de 15 vroegste percelen berekenen die lijn goed overeenkomt met de Natuurkalender-reeks. Met het regressiemodel kunnen we nu voor jaren dat we geen waarnemingen van de eerste snede hebben een goede schatting maken. Van jaren in het verleden maar ook in de toekomst met gegevens uit klimaatscenario’s.

Relatie tussen de gemiddelde temperatuur in de maanden maart, april en mei en de gemiddelde eerste maaidatum van de Natuurkalender-reeks (blauwe stippen), de Waterland-reeks (rode vierkanten) en de Waterland-reeks maar dan het gemiddelde van de vroegste 15 percelen (groene driehoeken)Relatie tussen de gemiddelde temperatuur in de maanden maart, april en mei en de gemiddelde eerste maaidatum van de Natuurkalender-reeks (blauwe stippen), de Waterland-reeks (rode vierkanten) en de Waterland-reeks maar dan het gemiddelde van de vroegste 15 percelen (groene driehoeken) (Bron: CLM, Natuurkalender.nl, KNMI)

200 jaar eerste maaidata

De hierboven genoemde regressiemodellen voor eerste maaidatum hebben we losgelaten op de dagelijkse weergegevens in De Bilt van het KNMI voor de jaren 1901 tot en met 2018. Daarnaast hebben we met het KNMI’14-klimaatscenario Transformatieprogramma voor de jaren 2071 tot en met 2100 de maaidata bepaald. Hierbij zijn we uitgegaan van het scenario met de grootste temperatuurstijging (WH-scenario). Uit deze analyse blijkt dat de eerste maaidatum van de vroegste percelen in de laatste 18 jaar (sinds 2001) gemiddeld op 4 mei plaats vond. Dat is 6 dagen eerder dan het gemiddelde in de periode 1981 tot en met 1998. Het verschil is zelfs 11 dagen in vergelijking met de eerste 50 jaar van de vorige eeuw.

Start maaien rond 13 april eind deze eeuw

Aan het eind van de eeuw zal de gemiddelde lentetemperatuur 3,2 graden Celsius hoger liggen dan nu. Als we ervan uitgaan dat het gevonden model in die warmere omstandigheden nog steeds klopt dan zou de maaidatum nog 24 dagen verder vervroegen. In een gemiddeld jaar aan het einde van deze eeuw wordt de eerste snede dan al rond 13 april van het land gehaald!

Verloop van de waargenomen en gemodelleerde (Waterland-reeks en Natuurkalender-reeks) gemiddelde eerste maaidatum op basis van temperatuurmetingen in de periode 1901-2018 en het KNMI klimaatscenario voor de jaren 2071 tot en met 2100Verloop van de waargenomen en gemodelleerde (Waterland-reeks en Natuurkalender-reeks) gemiddelde eerste maaidatum op basis van temperatuurmetingen in de periode 1901-2018 en het KNMI klimaatscenario voor de jaren 2071 tot en met 2100 (Bron: CLM, Natuurkalender.nl)

Eerste eilegdatum kievit

Hoe reageren weidevogels op de stijgende temperaturen? Bewegen ze mee door steeds eerder te gaan broeden? Voor een eerste analyse hebben we gebruik gemaakt van waarnemingen van het eerste kievitsei. Het moment waarop elk jaar het eerste kievitsei in Friesland wordt gevonden is beschikbaar sinds 1897. De gemiddelde temperatuur in februari en maart blijkt in belangrijke mate het moment van eileg te bepalen. Net als bij de maaidata hebben we ook de eerste eilegdatum berekend op basis van het waargenomen weer en het klimaatscenario.

Uit de waarnemingen en het model blijkt dat het eerste kievitsei de afgelopen 18 jaar gemiddeld maar twee dagen eerder werd gevonden dan in de periode 1981 tot en met 1998. In die periode vervroegde het maaien met zes dagen. Aan het einde van de eeuw zal het eerste kievitsei nog eens twaalf dagen eerder gevonden worden (rond 2 maart) dan nu het geval is (13 maart). Dit is dus beduidend minder dan de vervroeging van 24 dagen die we berekenen voor de eerste snede.

Jongen krijgen steeds minder tijd

Kievit met jongenKievit met jongen (Bron: Piet Munsterman, Saxifraga)

Volgens de website van de Vogelbescherming is de broedduur van de kievit 26 tot 29 dagen. De oranje lijn in onderstaande figuur ligt ieder jaar 29 dagen na het moment waarop het eerste kievitsei gevonden is/wordt. Waar de vroegste kievitsjongen tegenwoordig gemiddeld 40 dagen hebben nadat ze uit het ei komen totdat er gemaaid wordt, zal dat aan het einde van de eeuw nog maar 27 dagen zijn omdat maaidatum en eilegdatum bij gelijkblijvende trends steeds dichter bij elkaar komen te liggen.

Daarbij komt nog dat we in de bovenstaande berekeningen uitgaan van het eerste kievitsei. Tussen de eerste paren en de laatste paren die beginnen met broeden zit ongeveer een maand. In de toekomst zal een steeds groter deel van de kieviten nog zitten te broeden als er gemaaid wordt. Als deze verwachting uitkomt dan zal dat ongetwijfeld niet goed uitpakken voor de kievit. En wat betekent het voor weidevogels zoals de grutto die later beginnen met het leggen van hun eieren?

Naast de berekende maaidata volgens het Waterland- en Natuurkalendermodel nu ook de vinddatum van het eerste kievitsei in Friesland (lichtblauwe lijn), de berekende eerste vinddatum (donkerblauwe lijn) en het berekende moment waarop de eerste eieren uitkomen (oranje lijn). De zwarte lijnen geven de verschillende trends weer.

Naast de berekende maaidata volgens het Waterland- en Natuurkalendermodel nu ook de vinddatum van het eerste kievitsei in Friesland (lichtblauwe lijn), de berekende eerste vinddatum (donkerblauwe lijn) en het berekende moment waarop de eerste eieren uitkomen (oranje lijn). De zwarte lijnen geven de verschillende trends weer. (Bron: CLM, Compendium voor de Leefomgeving, Natuurkalender.nl)

Tekst: Arnold van Vliet en Wichertje Bron, De Natuurkalender, Wageningen University
Bron maaidata: Centrum voor Landbouw en Milieu en De Natuurkalender
Foto’s: Arnold van Vliet en Piet Munsterman, Saxifraga

Wil je ook meedoen met het Natuurkalenderonderzoek? Kijk hier voor welke waarnemingen van eerstelingen in de natuur doorgegeven kunnen worden. Waarnemingen kun je doorgeven met je Nature Today account of anoniem.

GPS spaart kievitsnest tijdens het maaien

bericht via ANV Boven-Dommel, mei 2017

Een gps die de weidevogelnesten tijdens het maaien tot 2 tot 3 centimeter nauwkeurig aangeeft. De Bond Friese VogelWachten (BFVW) ontwikkelde samen met loonwerkers dit systeem.

Deze techniek kost zo’n 10.000 euro. Nog te duur voor boer en loonwerker. Het zal daarom voorlopig niet massaal worden toegepast. ‘Het is een kwestie van doorontwikkelen.´ De landbouw maakt een forse automatiseringsslag door en daar loopt dit mee in de pas. Daar waar particulieren al volop in de tuin met maairobots werken, gebeurt dat ook meer en meer in de landbouw met zelf-rijdende trekkers en het gebruik van drones.

‘De melkrobot en voerrobot hebben hun intrede gedaan en weidevogelbescherming via gps zal ook binnen tien jaar toepasbaar zijn. Lichtere trekkers en machines zullen de vrucht minder beschadigen, maar ook weidevogelnesten. Iedereen plukt er uiteindelijk de vruchten van. De automatisering trekt ook jongere nazorgers aan. Zij hebben zowel liefde voor de natuur als voor de techniek.’